Blog

#40 Ondertussen – kan ik weer vooruitkijken

In deze rubriek delen we verhalen. Verhalen waarin we ons kwetsbaar durven opstellen. Om inzichten te delen en vaak ook om elkaar een hart onder de riem te steken. Ook in deze editie weer een bijzonder verhaal. Van Emmelie de Jong, vierdejaarsstudent Communicatie. Sport was haar lust en haar leven. Totdat ze ziek werd en er veel meer aan de hand was, dan ze had gedacht. 

Minstens twee avonden per week kon je mij op het voetbalveld vinden en ook op zaterdagochtend rende ik de longen uit mijn lijf. De shuttleruntest, beter bekend onder de naam ‘piepjestest’, was er één waar de gemiddelde scholier spontaan griep van kreeg, maar mijn schooljaar kon niet beter beginnen dan met deze test. Met een rood hoofd en een hart dat klopte alsof mijn leven ervan afhing – wat natuurlijk ook zo was – haalde ik tienen voor de test. Maar bovenal hield ik er een voldaan gevoel aan over. Ik stopte veel energie in sporten en kreeg er ook veel energie voor terug. Kort gezegd: sporten was mijn leven.

Een infectietje
Toen werd ik ziek. In eerste instantie leek het gewoon een infectietje te zijn waar ik twee weken van platlag, maar ik had meer onder de leden. Dit was alleen nog onbekend. Ik móést en zou onze kampioenswedstrijd meespelen, maar ik kan me nu geen wedstrijd herinneren waarin m’n team minder aan me heeft gehad. Na de eerste helft stortte ik in.

Opnieuw tijd voor de huisarts. Uit bloedonderzoek bleek dat ik een vermoeidheidsziekte had. Maar waardoor ik meerdere keren per week flauwviel, dat wist niemand me te vertellen. Ik heb tig afdelingen van verschillende ziekenhuizen gezien. Twee keer medicijnen gekregen die niet werkten en waar mijn weerstand alleen maar van achteruitging. Driekwart jaar – en allerlei onderzoeken – later vertelden de artsen me dat ik de mycoplasmabacterie had. Dit verklaarde waarom het revalideren mislukte en, misschien wel belangrijker op dat moment, het verklaarde het vele flauwvallen.

Tot je een ons weegt
Hun advies? Ik moest wachten. Wachten en rustig aan doen. En dat was lastig. Maar toch. Ik leerde te stoppen met denken dat één week genoeg was om te herstellen, te stoppen met het te veel verwachten van mijn lichaam. Het lichaam dat eens onuitputbaar leek, moest nu wachten. Het had tijd nodig.

Lotgenoten kunnen genieten
Toen zag ik de gitaar bij ons thuis staan. Ze stond daar, niks te doen. Ik had eigenlijk niets beters te doen dan ernaar te staren en te bedenken dat we een overeenkomst hadden: ze stond te wachten. Tot iemand haar eens op zou pakken. Zij wachtte, net als ik. Ik besloot het instrument een kans te geven, omdat ik wist hoe saai het was om te wachten. Wat bleek? We konden eigenlijk heel goed met elkaar overweg. Langzaam maar zeker leerde ik het instrument bespelen en kon ik mezelf (en later ook anderen) erop begeleiden. Ik had een nieuwe passie. Nooit had ik gedacht dat ik er zo in op zou kunnen gaan. In iets anders dan sporten. Nog steeds vind ik balsporten geweldig, maar ik weet dat het ook nu nog oppassen geblazen is. Ik beperk het tot af en toe een balletje trappen met neefjes. Sporten doe ik onder begeleiding van mijn fysiotherapeut.

Leren luisteren
Hoewel ik heb geleerd hoe het moet, luister ik nog steeds liever naar andere dingen dan mijn lichaam. Maar laat het dan die gitaar zijn. Dit instrument heeft mij geleerd dat ik niet hoef te kijken naar wat ik achter me moet laten en niét meer kan, ik mag vooruit kijken naar dat wat er aan nieuws voor me ligt, dat wat ik wél kan.

 

 

Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.