In 2015 besloot ik als zeventienjarig meisje mee te gaan met een jongerenreis naar de Filipijnen. Het duurde even voordat mijn moeder net zo enthousiast was als ik, maar uiteindelijk gingen mijn ouders ook akkoord. Die zomer vertrok ik met een gloednieuwe backpack naar Cebu City, een stad op een van de vele eilanden in de Filipijnen.
Door: Juliëtte Beukers
We kennen dit land natuurlijk van de perfecte stranden, exotische dieren en mooie natuur. Maar wij bezochten ook de minder perfecte kant. Eerlijk gezegd belandde ik in een grote cultuurshock. Overal om me heen hoorde ik toeterende auto’s, de straten waren druk en er zwierven heel veel kinderen rond. Waar woonden al deze kinderen? Want eigenlijk zag ik alleen maar winkels en bedrijven. Later in de week werd me duidelijk dat merendeel in sloppenwijken woont.
Karaoke in de sloppenwijken
We werden door iedereen aangestaard, voor velen is het de eerste keer dat ze blanke, blonde meisjes zien. Maar we konden hier niet veel aandacht aan besteden. Wij moesten ons concentreren op de grond. De huisjes zijn gebouwd boven stilstaand water en de weg ernaartoe is gemaakt van stukken hout. Mijn reisvriendinnetje Nienke en ik werden uitgenodigd om een kijkje in een hutje te nemen. Het enige wat in het huisje stond was een kastje. Ze sliepen op de grond met zijn vijven, op zo’n negen vierkante meter. Terwijl wij meer te horen kregen over hun leven, stond de halve community mee te luisteren. Wat vond ik dat bijzonder, iedereen liep bij elkaar binnen. In Nederland kan ik dat me niet voorstellen. En even later werd het nog leuker, we gingen karaoken. Want het maakt niet uit hoe arm een wijk is, karaoke is altijd aanwezig.
Slapen tussen de kippen en het vuilnis
Wat vond ik het bijzonder om te zien hoe dankbaar en gastvrij deze mensen waren. Iedereen helpt elkaar en ze zijn dankbaar voor de dingen die zij hebben. Later die week bezochten we de vuilnisbelt van Cebu City. De woon- en werkplaats van zo’n 7000 Filipino’s. Toen we de vuilnisbelt opliepen werden we stil. Er was overal rook door het verbranden van vuilnis. Kinderen doorzochten de grote bergen vuil naar iets bruikbaars. Aylin was 24 jaar oud en woonde ook in de sloppenwijk. Ze had al een kind en vertelde er vol trots over. Ze nam me mee naar een huisje. Het huis was gebouwd van golfplaten en hout. Daarin stonden lege koelkasten met broedende kippen erin. Er stond een vierkante tafel van bamboe waarin ze met z’n vieren sliepen, een halve meter van de kippen af. Voor ons niet om voor te stellen, maar voor hen realiteit. Gelijk denk ik aan ziektes. De bewoners gaan niet naar de dokter, ze hebben een ‘nep dokter’ die veel van ziektes afweet, maar eigenlijk gewoon maar wat doet. Ik dacht bij mezelf: “Hoe kan je hier nu leven en gelukkig zijn?” Maar iedereen is hier gelukkig. Iedereen is blij. Ze hebben elkaar en hebben elke dag eten. Opvallen hoe verschillend je naar geluk kan kijken.
Dankbaarheid
Toch betrap ik mezelf erop dat ik na de reis weer begin te zeuren. Over het weer, mijn moeder die iets kookt wat ik niet lekker vind en ga zo maar door. Hoe meer je hebt, hoe ongelukkiger je kan zijn, lijkt het wel. Zijn we nog wel dankbaar voor de dingen die we allemaal hebben of willen we alsmaar meer? Soms klinkt dankbaarheid zo zweverig, maar laten we allemaal wat dankbaarder zijn. Gewoon met wat we allemaal hebben. Elke dag een gevulde koelkast, onderwijs en vrij zijn. Vrij om te gaan en staan waar je wilt, want het is niet voor iedereen zo vanzelfsprekend.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.